mondhoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mond·hoek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mond en hoek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mondhoek | mondhoeken |
verkleinwoord | mondhoekje | mondhoekjes |
Zelfstandig naamwoord
de mondhoek m
- De plaats waar boven- en onderlip bij elkaar komen.
- Hij heeft altijd een sigaret in zijn mondhoek en een petje op zijn hoofd.
- Hoe komt iemand die overal de zonnige kant van inziet aan zo’n dramatische gezichtsuitdrukking? ‘Groningen. Klei. En het is ook constitutie, genen. Ik merkte het zelf nooit zo. Tot ik voor het televisieprogramma Sterren op het Doek geschilderd werd en het steeds over die hangende mondhoeken van me ging. Ik vat alles vrolijk op, maar ik ben daarna bijna gaan denken aan een facelift.’ [1]
Gangbaarheid
- Het woord mondhoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mondhoek" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be