mond uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mond uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitmonden

mond (…) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmonden
    • Ik mond uit. 
  2. gebiedende wijs van uitmonden
    • Mond uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmonden
    • Mond je uit? 

Gangbaarheid