monade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

het teken van de monade
Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·na·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
  • uit het Grieks
enkelvoud meervoud
naamwoord monade monaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de monadev [2]

  1. het eerste ding dat was volgens de Pythagoreërs
    • Akkoord, ik was een tikkeltje meer onder de indruk geweest als die jongens tussen Gilze-Rijen en Tilburg Reeshof Hegel inzichtelijk voor me hadden gemaakt. Of anders dat ze die vensterloze monaden van Leibniz nu eens een keer goed hadden uitgelegd.[3] 
    • Binnen de neoliberale Weltanschauung leefden wij allen als Leibniz’s ‘vensterloze monaden’ (als eenheden, beschreven in zijn Monadologie van 1714), met de blik strak naar binnen en gericht op de eigen navel. Het neoliberalisme prees die inwaarts gerichte blik aan in de vaste, maar nimmer als juist bewezen overtuiging dat die ons ‘de beste van alle mogelijke werelden’ garandeerde. De wetenschap van de economie had de verheven taak de harmonie tussen alle vensterloze monaden te bewerkstelligen.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

24 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen