momboir
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mom·boir
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | momboir | momboirs |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de momboir m
- verouderde spelling of vorm van momboor tot 1805 (komt voor in notariële akten, bijvoorbeeld over erfenissen)
- Op Pinksterdag (24 Mei) 1523 schonk hij met toestemming van zijn schoonzoon Diederik van Cruchten, scholtis van Roermond, als man en momboir van Mettelen (Mechtildis) van Lom, zijn huisvrouw, en Johan van Lom, zijn zoon, aan de O.L. Vrouwe-Broederschap Op ter Poorten, waarvan hij met zijn echtgenoote en kinderen lid was, een erfrente van 48 hornsche postulaatsgulden, staande op Schoemeckershof te Bracht, welke som besteed werd voor de stichting van zes wekelijksche H. Missen te lezen op het O.L. Vrouwe-altaar in de moederkerk of H. Geestkerk. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'momboir' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Oude spelling van het Nederlands van voor 1805
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal