momber
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mom·ber
Woordherkomst en -opbouw
- Middelnederlands montbōre, mombōre ‘voogd, zaakgelastigde, burgerlijk bestuurder’, samenstelling van mont (vooral Noord-holl. en Fries) ‘macht, bevoegdheid; voogdij’ en -bōre ‘drager’, nomen agentis bij baren ‘dragen’; zie verder mondig, -boor.[1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | momber | mombers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de momber m
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord momber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "momber" herkend door:
5 % | van de Nederlanders; |
10 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ momber op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be