molm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • molm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord molm -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

molm m en o

  1. vergaan materiaal
  2. zich ophopend afval op de bodem van een aquarium
    • Je kunt molm met een hevel opzuigen. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
molmen

molm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van molmen
    • Ik molm. 
  2. gebiedende wijs van molmen
    • Molm! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van molmen
    • Molm je? 

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen