molaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mo·laar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘maalkies’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1901 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | molaar | molaren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de molaar m
Verwante begrippen
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord molaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "molaar" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "molaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ molaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be