moesson
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- moes·son
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘periodieke wind, jaargetijde waarin deze wind waait’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1646 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | moesson | moessons |
verkleinwoord | moessonnetje | moessonnetjes |
Zelfstandig naamwoord
de moesson m
- (meteorologie) de regentijd in tropische gebieden met een droge tijd en een regentijd
- Het uitblijven van de moesson luidt een tijd van schaarste in.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de regentijd in tropische gebieden met een droge tijd en een regentijd
Gangbaarheid
- Het woord moesson staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "moesson" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "moesson" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be