modig

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord móðigr.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud modig modigere modigest
o enkelvoud modig
meervoud modige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
modige modigere modigeste

Bijvoeglijk naamwoord

modig

  1. boud, dapper, kloek, koen, moedig
  2. bedroevt, droef, droevig, treurig, verdrietig
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • [1]: en modig gutt
een dappere jongen

Bijwoord

modig

  1. dapper, moedig
  2. zeer
Typische woordcombinaties
  • [1]: kjempe modig
dapper strijden
  • [2]: Hun var modig trett.
Ze was zeer dapper.


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord móðigr.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud modig modigare modigast
o enkelvoud modig
meervoud modige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
modige modigare modigaste

Bijvoeglijk naamwoord

modig

  1. boud, dapper, kloek, koen, moedig
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • ein modig gut
een dappere jongen

Bijwoord

modig

  1. dapper, moedig
Typische woordcombinaties
  • [1]: kjempe modig
dapper strijden