modificeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·di·fi·ceer

Werkwoord

vervoeging van
modificeren

modificeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van modificeren
    • Ik modificeer. 
  2. gebiedende wijs van modificeren
    • Modificeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van modificeren
    • Modificeer je?