misvallen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • mis·val·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
misvallen
viel mis
misgevallen
klasse 7 volledig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
misvallen
misviel
misvallen
klasse 7 volledig

Werkwoord

mísvallen [1]

  1. ergatief vallend op de verkeerde plek terechtkomen
    • De polsstokhoogspringer was misgevallen en had zich ernstig bezeerd. 
  2. ergatief (figuurlijk) niet slagen, niet aan de verwachtingen voldoen
     In Wapenbroeders, mijn Reinaert, komt daarvan natuurlijk heel wat kijken. Die is totaal misgevallen. Niemand heeft daar eigenlijk waardering voor gehad.[2]

Werkwoord

misvállen

  1. ergatief geenszins behagen of in de smaak vallen
     Maar ze zijn me misvallen, de sigaren.[3]
  2. ergatief (verouderd) een miskraam krijgen
      Wetboek van Strafregt, art. 517: Al wie door spijzen, dranken, artsenijen, gewelddadigheden of eenig ander middel, het misvallen van eene zwangere vrouw bewerkt zal hebben, hetzij zij daarin toestemt of niet, zal met het tuchthuis gestraft worden.[4]

Werkwoord

misvállen

  1. voltooid deelwoord van misvallen

Zelfstandig naamwoord

de mísvallenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord misval

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    H.U. Jessurun d'Oliveira
    “Scheppen riep hij gaat van Au” (1965)
  3. Bronlink Weblink bron
    Minne, Richard
    “Heineke Vos en zijn biograaf” (1933), Nijgh & Van Ditmar op Wikipedia
  4. Bronlink Weblink bron
    Casper, Joh. Ludw.

    Cohen, L. Ali

    Cohen, B.
    “Praktisch handboek der geregtelijke geneeskunde” (1857), van Bolhuis Hoitsema