mistroostigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·troos·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mistroostigheid mistroostigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mistroostigheidv

  1. de eigenschap dat je er een sombere, verdrietige en minder hoopvolle stemming van krijgt
     Hoe verder hij kwam en hoe dichter bij de vijand, des te ordelijker en vrolijker was de aanblik die de troepen boden. De grootste wanorde en mistroostigheid heersten in de legertros bij Znaim, die vorst Andrej die ochtend had gepasseerd en die zich op tien werst van de Fransen bevond.[2]
     Het is Tjeenk Willinks opvolger Mariëtte Hamer dus niet gelukt een meerderheidskabinet te vormen. "Het verraste me niet", zegt Tjeenk Willink. "Je ziet het al een hele tijd van mijlenver aankomen. Tegelijkertijd geeft het ook een gevoel van mistroostigheid, in zekere zin plaatsvervangende schaamte."[3]
  2. iets of iemand die je somber, verdrietig en minder hoopvol maakt
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028251151
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron “Vorige informateur voelt 'plaatsvervangende schaamte' door impasse formatie” (WO 1 SEPTEMBER 2021), NOS