misstappen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van misstappen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		misstappen			mis te stappen
	toekomend		zullen misstappen mis zullen stappen			te zullen misstappen mis te zullen stappen
voltooid	tegenwoordig		hebben misgestapt			te hebben misgestapt
	toekomend		misgestapt zullen hebben			misgestapt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	misstappend		misgestapt			ev. stap mis	mv. verouderd stapt mis	stappe mis (bijzin) misstappe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	stap mis	stapt mis	stapt mis	stapt mis	stapt mis	stappen mis	stappen mis	stappen mis
verleden (o.v.t.)	stapte mis	stapte mis	stapte mis	stapte mis	stapte mis	stapten mis	stapten mis	stapten mis
toekomend (o.t.t.t.)	zal misstappen	zult/zal misstappen	zult/zal misstappen	zult misstappen	zal misstappen	zullen misstappen	zullen misstappen	zullen misstappen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou misstappen	zou misstappen	zou(dt) misstappen	zoudt misstappen	zou misstappen	zouden misstappen	zouden misstappen	zouden misstappen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	misstap	misstapt	misstapt	misstapt	misstapt	misstappen	misstappen	misstappen
verleden (o.v.t.)	misstapte	misstapte	misstapte	misstapte	misstapte	misstapten	misstapten	misstapten
toekomend (o.t.t.t.)	zal misstappen mis zal stappen	zult/zal misstappen mis zult/zal stappen	zult/zal misstappen mis zult/zal stappen	zult misstappen mis zult stappen	zal misstappen mis zal stappen	zullen misstappen mis zullen stappen	zullen misstappen mis zullen stappen	zullen misstappen mis zullen stappen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou misstappen mis zou stappen	zou misstappen mis zou stappen	zou(dt) misstappen mis zou(dt) stappen	zoudt misstappen mis zoudt stappen	zou misstappen mis zou stappen	zouden misstappen mis zouden stappen	zouden misstappen mis zouden stappen	zouden misstappen mis zouden stappen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb misgestapt	hebt misgestapt	hebt/heeft misgestapt	hebt misgestapt	heeft misgestapt	hebben misgestapt	hebben misgestapt	hebben misgestapt
verleden (v.v.t.)	had misgestapt	had misgestapt	had misgestapt	hadt misgestapt	had misgestapt	hadden misgestapt	hadden misgestapt	hadden misgestapt
toekomend (v.t.t.t.)	zal misgestapt hebben	zal/zult misgestapt hebben	zult/zal misgestapt hebben	zult misgestapt hebben	zal misgestapt hebben	zullen misgestapt hebben	zullen misgestapt hebben	zullen misgestapt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou misgestapt hebben	zou misgestapt hebben	zou/zoudt misgestapt hebben	zoudt misgestapt hebben	zou misgestapt hebben	zouden misgestapt hebben	zouden misgestapt hebben	zouden misgestapt hebben