mirth
Uiterlijk
- Geluid: mirth (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /mɜːθ/
- mirth
- Afkomstig van het Oudengelse woord "myrgth".
enkelvoud | meervoud |
---|---|
mirth | - |
mirth
- (formeel) vrolijkheid met gelach
- (dichterlijk) vreugde
- (formeel) blijmoedigheid
- [1]: gaiety
- [1]: glee
- [1]: gleefulness
- [1]: hilarity
- [1]: jollity
- [1]: merriment
- [1]: mirthfulness
- [1]: brimming over with mirth
bruisend van vrolijkheid
- [1]: brimming with mirth
bruisend van vreugde
- [1]: contrived mirth
gekunstelde vrolijkheid
- [1]: object of mirth
(dichterlijk) de oorzaak van het gelach
- [1]: sober mirth
rustige vrolijkheid
- [1]: to brim over with mirth
bruisen van blijmoedigheid