minuscule

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·nus·cu·le

Bijvoeglijk naamwoord

minuscule

  1. verbogen vorm van de stellende trap van minuscuul
     De rest van de heilige reep knaagde ik in minuscule hapjes gedurende de dag op.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia