minoischer

Uit WikiWoordenboek

Duits

Woordafbreking
  • mi·no·i·scher

Bijvoeglijk naamwoord

minoischer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief mannelijk enkelvoud van minoisch
  2. onbepaald (zonder lidwoord) genitief vrouwelijk enkelvoud van minoisch
  3. onbepaald (zonder lidwoord) datief vrouwelijk enkelvoud van minoisch
  4. onbepaald (zonder lidwoord) genitief meervoud van minoisch
  5. onbepaald nominatief mannelijk enkelvoud van minoisch