minnen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van minnen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		minnen			te minnen
	toekomend		zullen minnen			te zullen minnen
voltooid	tegenwoordig		hebben gemind			te hebben gemind
	toekomend		gemind zullen hebben			gemind te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	minnend		gemind			ev. min	mv. verouderd mint	minne
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	min	mint	mint	mint	mint	minnen	minnen	minnen
verleden (o.v.t.)	minde	minde	minde	minde	minde	minden	minden	minden
toekomend (o.t.t.t.)	zal minnen	zult/zal minnen	zult/zal minnen	zult minnen	zal minnen	zullen minnen	zullen minnen	zullen minnen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou minnen	zou minnen	zou(dt) minnen	zoudt minnen	zou minnen	zouden minnen	zouden minnen	zouden minnen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gemind	hebt gemind	hebt/heeft gemind	hebt gemind	heeft gemind	hebben gemind	hebben gemind	hebben gemind
verleden (v.v.t.)	had gemind	had gemind	had gemind	hadt gemind	had gemind	hadden gemind	hadden gemind	hadden gemind
toekomend (v.t.t.t.)	zal gemind hebben	zal/zult gemind hebben	zult/zal gemind hebben	zult gemind hebben	zal gemind hebben	zullen gemind hebben	zullen gemind hebben	zullen gemind hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gemind hebben	zou gemind hebben	zou/zoudt gemind hebben	zoudt gemind hebben	zou gemind hebben	zouden gemind hebben	zouden gemind hebben	zouden gemind hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gemind worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gemind				er is gemind
verleden	er werd gemind				er was gemind
toekomend	er zal gemind worden				er zal gemind zijn
voorwaardelijk	er zou gemind worden				er zou gemind zijn
lijdende vorm gemind worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gemind worden			gemind te worden
	toekomend		gemind zullen worden			gemind te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gemind zijn			gemind te zijn
	toekomend		gemind zullen zijn			gemind te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gemind	wordt gemind	wordt gemind	wordt gemind	wordt gemind	worden gemind	worden gemind	worden gemind
verleden (o.v.t.)	werd gemind	werd gemind	werd gemind	werdt gemind	werd gemind	werden gemind	werden gemind	werden gemind
toekomend (o.t.t.t.)	zal gemind worden	zult gemind worden	zult gemind worden	zult gemind worden	zal gemind worden	zullen gemind worden	zullen gemind worden	zullen gemind worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gemind worden	zou gemind worden	zou/zoudt gemind worden	zoudt gemind worden	zou gemind worden	zouden gemind worden	zouden gemind worden	zouden gemind worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gemind	bent gemind	bent/is gemind	zijt gemind	is gemind	zijn gemind	zijn gemind	zijn gemind
verleden (v.v.t.)	was gemind	was gemind	was gemind	waart gemind	was gemind	waren gemind	waren gemind	waren gemind
toekomend (v.t.t.t.)	zal gemind zijn	zult gemind zijn	zult gemind zijn	zult gemind zijn	zal gemind zijn	zullen gemind zijn	zullen gemind zijn	zullen gemind zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gemind zijn	zou gemind zijn	zou/zoudt gemind zijn	zoudt gemind zijn	zou gemind zijn	zouden gemind zijn	zouden gemind zijn	zouden gemind zijn