minnaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- min·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | minnaar | minnaars minnaren |
verkleinwoord | minnaartje | minnaartjes |
Zelfstandig naamwoord
minnaar m
- degene die iets of iemand liefheeft
- een persoon waarmee men een liefdesrelatie onderhoudt, in het bijzonder een buitenechtelijke liefdesrelatie
- ▸ 's Ochtends was ze sprankelend vrolijk, verzekerde hem dat hij de beste minnaar was die ze in haar hele leven was tegengekomen, hoewel dat er natuurlijk niet zoveel waren geweest, corrigeerde ze blozend en ze giechelde.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord minnaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "minnaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ [1] Taalunieversum » leidraad » verdubbeling van medeklinkers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628265
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be