minimumlijder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mi·ni·mum·lij·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van minimum en lijder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | minimumlijder | minimumlijders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de minimumlijder m
- iemand die van een minimumloon moet leven
Gangbaarheid
- Het woord minimumlijder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.