minimalist
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: minimalist (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mi·ni·ma·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | minimalist | minimalisten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- beoefenaar van het minimalisme
- iemand die niet meer doet dan het allernoodzakelijkste, die de kantjes eraf loopt
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord minimalist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.