mimes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·mes

Zelfstandig naamwoord

de mimesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mime


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
mimar

mimes

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mimar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mimar