mijns weegs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mijns weegs
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

mijns weegs

  1. weg
    • Mijn handen lieten de ketting vieren en ik heb, zacht vloekend tegen de orgelman, mijn fiets ter hand genomen en ben met geheven hoofd mijns weegs gegaan, verre van de Beurspassage, waar ik tot de dag van vandaag geen voet meer heb gezet. [1]
  2. naar een zelfgekozen bestemming
    • Toen wij uit de koepel kwamen, gingen de vier anderen naar Salamis en haalden Leon, maar ik ging mijns weegs naar huis. [2]
  3. (figuurlijk) zelfstandig verder in ontwikkeling of gedrag
    • Nordholt ging zijns en ik mijns weegs. Zijn naam pronkte veelvuldig boven artikelen in de Telegraaf, terwijl mijn naam onder offertes kwam te staan. [3]
    • Als jullie nou werkelijk geen responsfactor willen bepalen, dan ga ik mijns weegs om die voor mezelf te meten. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • dwalingen mijns weegs
mijn onjuiste opvattingen of gedrag

Gangbaarheid

Verwijzingen