migrant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·grant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord migrant migranten
verkleinwoord migrantje migrantjes

Zelfstandig naamwoord

migrant m [3]

  1. (demografie) iemand die migreert, een landverhuizer
     Het gaat om een activiteitencentrum van de Zwitserse non-profitorganisatie One Happy Family. Het bestaat sinds 2017 en ligt niet ver van kamp Kara Tepe. Daar verblijven zo'n 1500 migranten, onder wie veel gezinnen en kinderen. Velen van hen kwamen regelmatig samen in het centrum, waar ook een kleine school zat. Ook migranten uit kamp Moria kwamen er.[4]
  2. (demografie), (economie) buitenlandse werknemer
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

migrant

  1. allochtoon m