mieć

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Pools

Uitspraak
Aspecten
onvoltooid voltooid
mieć -
volledige vervoeging

Werkwoord

mieć

  1. hebben
    «Mam siostrę.»
    Ik heb een zus.
  2. zijn (m.b.t leeftijd)
    «Ile masz lat?»
    Hoe oud ben je?
  3. hoeven, nodig hebben
    «Mamy iść.»
    We moeten gaan.