middenvoetsbeen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mid·den·voets·been
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van middenvoet zn en been zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | middenvoetsbeen | middenvoetsbenen middenvoetsbeenderen |
verkleinwoord | middenvoetsbeentje | middenvoetsbeentjes |
Zelfstandig naamwoord
het middenvoetsbeen o
- (anatomie) één van de vijf botten die lopen van de voetwortel tot aan de tenen
- Toen Vadis Odjidja zondag ging lopen in de buurt van de Gentse Blaarmeersen verzwikte hij zijn linkervoet. Aanvankelijk leek dat een onschuldige blessure. Omdat Odjidja er niet meer op kon steunen, raadpleegde de middenvelder van Club Brugge toch maar een arts. Het verdict kwam als een mokerslag: een ‘jonesfractuur’, wat zoveel betekent als een breuk van het buitenste middenvoetsbeen. [1]
- De ster van het team: Jesper Grönkjaer. Vergeten is zijn dramatisch debuut, toen hij in de eerste minuut terugspeelde op doelman Schmeichel en een Italiaan scoorde. Vergeten wil hij een rampseizoen bij Ajax. Misschien speelt hij zich in de kijker van een club met een beter veld dan dat van de Arena, waarop hij in volle sprint al eens een middenvoetsbeen heeft gebroken [2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord middenvoetsbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.