middenschip

Nederlands

het middenschip van een kerk

Uitspraak

• Geluid:  middenschip    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• mid·den·schip

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  midden  en  schip 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	middenschip	middenschepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het middenschip o

1. (bouwkunde) (religie) het centrale gedeelte van het schip van een kruiskerk

   • ‘Door de bouw van vijf torens komt er namelijk meer druk op de kolom, het middenschip van de kerk, te staan. Ook moeten er hogere kranen aan te pas komen. Het ijsmodel van de beroemde basiliek uit Barcelona moet dertig meter hoog worden, zo hoog als een flatgebouw van tien verdiepingen’, zegt hij.  

2. (scheepvaart) het gedeelte van een schip tussen voor- en achterschip in

   • In beide achten roeide Bartman, direct daarachter zat ook in 1996 Diederik Simon. Het duo maakte toen deel uit van het middenschip, waar de sterke roeiers zitten die de boot aandrijven. Afgelopen weekeinde, bijna acht jaar later, bepaalden Bartman en Simon het tempo. Bartman, die met Simon bij de Spelen van 2000 zilver won in de dubbelvier, meldde zich in januari bij Emke. Pas op nieuwjaarsdag besloot Bartman niet langer vast te houden aan de dubbelvierboot. 

Synoniemen

• hoofdbeuk, middenbeuk, lichtbeuk

Verwante begrippen

• zijbeuk, narthex

Vertalingen

    1. (bouwkunde) (religie) het centrale gedeelte van het schip van een kruiskerk   

Engels: nave (en)

Gangbaarheid

• Het woord middenschip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "middenschip" herkend door:

93 %	van de Nederlanders;
92 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.