meubileert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: meubileert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- meu·bi·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meubileren |
meubileert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meubileren
- Jij meubileert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meubileren
- Hij meubileert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van meubileren
- Meubileert!