metropolis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·tro·po·lis
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van het Griekse 'mètèr' (moeder) en 'polis' (stad) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord metropolis metropolissen
verkleinwoord metropolisje metropolisjes

Zelfstandig naamwoord

metropolis v / m [2]

  1. (geschiedenis) oorspronkelijk: de moederstad vanwaar kolonisatie plaatsvond
  2. wereldstad
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen