metriek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·triek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord metriek metrieken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

metriek v [1]

  1. (letterkunde) leer van de versbouw
  2. (letterkunde) maatsoort waarin een vers geschreven is
  3. (muziek) leer van de maatsoorten
  4. (wiskunde) een functie die de afstand tussen elk tweetal elementen van een verzameling definieert
Hyponiemen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen metriek metrieker metriekst
verbogen metrieke metriekere metriekste
partitief metrieks metriekers -

Bijvoeglijk naamwoord

metriek

  1. berustend op de meter als rekeneenheid, metrisch [2]
  2. met betrekking tot de leer van de versmaten
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen