messinggieter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mes·sing·gie·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord messinggieter messinggieters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de messinggieterm

  1. (beroep) iemand die voorwerpen vervaardigt door een gesmolten legering van koper en zink in mallen te laten stollen
      Naast de wevers komen de volders en kaarders; uit het smidsambacht ontwikkelen zich vele andere, ieder met een scherp omschreven functie en een daaraan beantwoordend gilde; de messinggieter mag niet bij het smidsgilde behooren, enz.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 27 maart 2021 Weblink bron
    Th. Keulemans
    “Het gildewezen, opkomst, bloei en verval” (1941), H.P. Leopold's Uitgevers-Mij. N.V., Den Haag, p. 33/34