merkkleding

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • merk·kle·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord merkkleding
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de merkkledingv

  1. (kleding) dure, kwalitatief goede kleding van een bepaald merk
    • Volgens Holslag is lokaal kopen nog altijd haalbaar. De politicoloog legt een grote verantwoordelijkheid bij de middenklasse waar nog wat geld zit. ‘Elke euro is een stem. Gebruiken we die voor goedkope rommel, dan moeten we achteraf ook niet verbaasd zijn dat onze kinderen op de arbeidsmarkt als rommel zullen worden behandeld’, vindt hij. ‘Neem nu merkkleding. Die kunnen we voor die prijs gerust lokaal produceren als we door meer lokale productie ook de belastingen kunnen laten zakken.’ Holslag vindt dat onze overheid een eerlijkere economie kan creëren door de regels die voor onze bedrijven gelden, ook te hanteren voor bedrijven die producten invoeren.[1] 
    • Merkkleding met forse kortingen: de koopjes in outletcentra zijn voor veel mensen niet te weerstaan. Maar de aanbiedingen in de outletwinkel blijken soms geen koopjes. Of van mindere kwaliteit. [2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. De Standaard 13/06/2017 door Marij WYERS
  2. Tubantia Annemieke van Dongen 21-07-2017