merkfiets

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Locomotief-merkfiets
Uitspraak
Woordafbreking
  • merk·fiets
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord merkfiets merkfietsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de merkfietsv / m

  1. een fiets van een goede kwaliteit die door een goed fietsmerk is gemaakt
    • Het overkomt iedere vader een keer. Je wil je dochter het beste geven. Veilig fietsen op een goede merkfiets en niet op een of ander barrel. Je koopt een nette tweedehands omdat je al de risico’s van diefstal en vandalisme in Amsterdam kent. Je dochter is blij dat ze nu goed transport heeft.[1] 
    • Vooral dure merkfietsen, soms met de hand gemaakt, van 8000 euro of meer zijn in trek. „Er zijn rondtrekkende bendes die uit de vroegere Oostbloklanden komen, zoals Moldavië, Lithouwen en Roemenië”, zegt Guy Theyskens van de politie tegen VTM.[2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen