merel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Een veel voorkomende tuingast, de merel
Een merel zingt zijn lied in de binnentuin
Uitspraak
Woordafbreking
  • me·rel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord merel merels
verkleinwoord mereltje mereltjes

Zelfstandig naamwoord

merel v / m

  1. (zangvogels) bepaald soort zwarte vogel met een gele snavel, Turdus merula op Wikispecies, uit de familie van de lijsters
    • Wij hebben de laatste tijd veel merels in de achtertuin. 
     Pierewiet. Pierewiet. Het lied met pierewiet gaat over een merel in de lente. Dat mag best, nu de lente in het jasje van de herfst is gaan wonen. Samuel heeft geregeld muziektherapie en voor woorden als pierewiet, zeker bij herhaling uitgesproken, kun je hem wakker maken. Mooie, grappige klank. De herhaling van de ie, de rollende r. Hij lacht uitbundig bij een gezongen pierewiet. Nog een keer, dat refrein. En nog eens.[4]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • [1] merel in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] merel op Wikidata op Wikidata

Verwijzingen


Limburgs

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

merel

  1. (zangvogels) Turdus merula op Wikispecies merel

Meer informatie