mensonge
Uiterlijk
- via Oudfrans mençunge van een Vulgair Latijn mentionica, afgeleid van Laat-Latijn mentio "leugen", van Klassiek Latijn mentio "vermelding" (via de betekenisverandering "leugenachtige vermelding"), via haplologie van *mentitio van mentiri "liegen", waarvan Frans mentir overigens een nakomeling is. Oorspronkelijk was het een vrouwelijk woord, maar het werd mannelijk in de zeventiende eeuw, misschien onder invloed van Frans songe "droom; illusie" [1]
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
mensonge | le mensonge | mensonges | les mensonges |
mensonge m
- ↑ mensonge (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994)
op de website cnrtl.fr
.