menig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- me·nig
Woordherkomst en -opbouw
Onbepaald voornaamwoord
naamwoord | |
---|---|
onverbogen | menig |
verbogen | menige |
menig
- meer dan een
- Zij sloegen menige aanval af.
- De discussie doet in menig dorp de gemoederen hoog oplopen.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord menig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "menig" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "menig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ menig op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be