mendelen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  mendelen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• men·de·len

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Duits

Werkwoord

mendelen

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
mendelen	mendelde	gemendeld
zwak -d	volledig

1. blij zijn
2. iets of iemand bejubelen
3. overerven van erfelijke eigenschappen volgens de erfelijkheidswetten van Gregor Johann Mendel (1822-1884)

Gangbaarheid

• Het woord mendelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mendelen" herkend door:

30 %	van de Nederlanders;
30 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.