meerijder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mee·rij·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mee bw en rijder zn
- Naamwoord van handeling van meerijden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meerijder | meerijders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de meerijder m
- iemand die als passagier meereist in een voertuig
- Het gaat nog om een betrekkelijk kleine groep gebruikers die momenteel van de functie gebruik kunnen maken. Meerijders betalen per mijl $0,54, wat neerkomt op ongeveer €0,30 per kilometer.[1]
- "Meerijders die letterlijk meerijden: met je meekijken als je wilt invoegen en zich doodschrikken als je naar hun idee te dicht tegen een auto zit. Hallo?Ik weet heus wel wat ik doe. Ik heb nooit een ongeluk gemaakt."[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord meerijder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meerijder" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ de Telegraaf 17 mei 2016
- ↑ de Telegraaf 14 nov. 2014
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be