meenam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·nam

Werkwoord

vervoeging van
meenemen

meenam

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meenemen
    • ... dat ik meenam. 
    • ... dat jij meenam. 
    • ... dat hij, zij, het meenam.