meenam
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mee·nam
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meenemen |
meenam
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meenemen
- ... dat ik meenam.
- ... dat jij meenam.
- ... dat hij, zij, het meenam.
- ... dat ik meenam.
vervoeging van |
---|
meenemen |
meenam