Naar inhoud springen

meen

Uit WikiWoordenboek
  • meen
vervoeging van
menen

meen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van menen
    • Ik meen. 
  2. gebiedende wijs van menen
    • Meen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van menen
    • Meen je? 
     Ik meen aan de blik van Gijs te zien dat hij hetzelfde denkt.[1]
     'Wát?! Wij werken ons het leplazarus en jij bent al met de concurrent aan het praten?! Dat meen je niet!' 'Het spijt me dat ik jullie hiermee overval.[1]
     'Ik meen het,' zegt ze ernstig.[1]
  1. 1 2 3
    Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
vervoeging van
mear

meen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van mear
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van mear