medicina

Uit WikiWoordenboek

Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·di·ci·na
enkelvoud meervoud
medicina medicinas

Zelfstandig naamwoord

medicina v

  1. (wetenschap) geneeskunde
  2. medicijn

Werkwoord

vervoeging van
medicinar

medicina

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medicinar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van medicinar