medicijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·di·cijn
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord medicijn medicijnen
verkleinwoord medicijntje medicijntjes

Zelfstandig naamwoord

[A] medicijn o en v / m

  1. (medisch) chemische stof die een bepaalde, gewenste werking op het (dierlijk of menselijk) lichaam uitoefent
    • Het niet op de juiste manier slikken van medicijnen kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid. 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • medicijnen voorschrijven
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord medicijn medicijns
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[B] medicijn m

  1. (verouderd) iemand die anderen van kwalen kan genezen
      En verwondert u niet: het meeste mistrouwen van Godt verdient oock dese straffe: vele en soecken anders geene medicijn dan eenen tooveraer ende anders geenen apteker dan den duyvel.[5]
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen