mediator
Uiterlijk
- me·di·a·tor
- Naamwoord van handeling van mediëren met het achtervoegsel -ator
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | mediator | mediatoren mediators |
| verkleinwoord | mediatortje | mediatortjes |
de mediator m
- (beroep) iemand die medieert, een bemiddelaar
- SGP zet mediator in na klacht over intimidaties en geldverkwisting [1]
- (medisch) hulpmiddel
- mannelijke vorm van mediatrice
- Het woord mediator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mediator" herkend door:
| 96 % | van de Nederlanders; |
| 85 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ www.nos.nl (19-jul-2019)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ator in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %