medezeggenschap

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·de·zeg·gen·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord medezeggenschap -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

medezeggenschap v

  1. het recht op meebeslissen
    • Als partner heb ik medezeggenschap. 

Meer informatie

Gangbaarheid