medestudent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·de·stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord medestudent medestudenten
verkleinwoord medestudentje medestudentjes

Zelfstandig naamwoord

de medestudentm

  1. (onderwijs) iemand die samen met jou een opleiding volgt; iemand die ook een student is
    • Ik kon heel veel leren van mijn medestudenten 
    • Mijn beste vrienden waren medestudenten tijdens mijn opleiding. 
     De meeste medestudenten aan de Handelshogeschool hadden het waarschijnlijk allemaal als een grap gezien, of als een sport met de bedoeling de studielening te verdubbelen die alle studenten van het land cadeau kregen van de sociaaldemocratische staat, ook wie het totaal niet nodig had.[1]
Synoniemen
  1. medecursist, medeleerling, commilito
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be