medepleger

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  medepleger    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• me·de·ple·ger

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  mede zn  en  pleger zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	medepleger	medeplegers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de medepleger m

1. persoon waarmee iemand samen een misdaad heeft gepleegd

   ▸ La S. noemt Akgün vaker als opdrachtgever voor moorden in de Amsterdamse onderwereld. Het Amsterdamse Openbaar Ministerie denkt dat Akgün medepleger is van de moorden op onder anderen Kees Houtman (2005) en Thomas van der Bijl (2006).

   ▸ Volgens landsadvocaat Marije Batting gaat het wel degelijk om commerciële activiteiten. De Inspectie beschouwt UberPOP-chauffeurs als snorders, die taxivervoer aanbieden zonder over een vergunning te beschikken. Uber faciliteert volgens de inspectie en is daarom medepleger van illegale activiteiten. Daarmee geeft de rechter volgens economie-verslaggever Bart Kamphuis de overheid gelijk in de stelling dat UberPOP gelijk is aan snorren. "Een particulier die als chauffeur deze taxidienst aanbiedt is gelijk te stellen aan een snorder en dat is dus hartstikke illegaal."

   ▸ Van O. is de echtgenoot van Robert M., de hoofdverdachte in de zaak. Het OM ziet hem als medepleger omdat hij het misbruik van hele jonge kinderen zou hebben gefaciliteerd.

Gangbaarheid

• Het woord medepleger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.