medebrouwer
Uiterlijk
- Geluid: medebrouwer (hulp, bestand)
- me·de·brou·wer
- [1] samenstelling van mede zn en brouwer zn (honingdrank)
- [2] samenstelling van mede bw en brouwer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | medebrouwer | medebrouwers |
verkleinwoord | medebrouwertje | medebrouwertjes |
de medebrouwer m
- iemand die uit honing mede bereidt
- In Bretagne kun je her en der nog een medebrouwer aantreffen.
- iemand anders die ook (bier) brouwt
- De bijeenkomst waar hij een aantal medebrouwers ontmoette, was erg gezellig.
2. iemand anders die ook (bier) brouwt
- Het woord 'medebrouwer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.