mazoutje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·zout·je
Woordherkomst en -opbouw
  • mazout met het achtervoegsel -je
  • [2] naar de brandstof waar deze trams op rijden [1]
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord mazoutje mazoutjes

Zelfstandig naamwoord

het mazoutjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord mazout
    • Nauwelijks een dag of tien na het avontuur in het Klein Parkske kwam Kimberly het café binnen waar ik net een mazoutje had besteld. [2]
  2. dim. tant. (verouderd) (verkeer) (België) benaming voor tram die op diesel rijdt
    • In 1948 werd het ‘mazoutje’ ingezet voor het reizigersverkeer. Dit was een tramachtige treintje met een dieselmotor. Het mazoutje kende geen lang leven: vanaf 8 oktober 1950 werden er geen reizigers meer vervoerd. [3]

Gangbaarheid

Verwijzingen