massief

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mas·sief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘massaal, zeer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1996 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet hol’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen massief massiever massiefst
verbogen massieve massievere massiefste
partitief massiefs massievers -

Bijvoeglijk naamwoord

massief

  1. niet open, hol, maar dicht en één geheel
  2. (medisch) sterk
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord massief massieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

massief o

  1. (geologie) oude afgevlakte berggroep

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen