maskerade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mas·ke·ra·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘optocht van gemaskerden’ voor het eerst aangetroffen in 1600 [1]
  • afgeleid van masker [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord maskerade maskerades
maskeraden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de maskeradev [3]

  1. (feest) optocht met gemaskerde en verklede mensen
    • Ghost, verder bestaand uit anonieme muzikanten, de ‘nameless ghouls’ die spelen met gehoornde, zilveren maskers, zou hun theatrale maskerade makkelijk de hoofdrol kunnen laten spelen, maar dat is nergens voor nodig. De hoofdrol is nadrukkelijk weggelegd voor de ijzersterke songs van het sextet.[4] 
  2. schijnvertoning
    • ‘We zijn komen protesteren tegen de maskerade die deze verkiezing is’, aldus een van de manifestanten. ‘Alle belangrijkste kandidaten, Macron, Fillon, Le Pen, willen enkel maar het koninkrijk van de oligarchie tot in de eeuwigheid voortzetten, dat de macht inneemt en de rijkdom van de mensen afneemt. Er is een ernstige crisis rond de representativiteit in Frankrijk.’[5] 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen