marlsteek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- marl·steek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van marl en steek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marlsteek | marlsteken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) soort knoop die men gebruikt voor het ophangen van zakken, het aanrijgen van vlaggelijnen en het aanrijgen van zeilen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'marlsteek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "marlsteek" herkend door:
9 % | van de Nederlanders; |
9 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be